De Antwerpse Ring

Als project heb je buren, maar ben je zelf ook de buur. Tips&tricks!

Omgevingsmanagers streven er altijd naar om het project goed in te passen in de buurt. We kijken naar wie onze buren zijn en hoe we het beste op hun belangen aan kunnen sluiten. Het is belangrijk om goed te beseffen dat we ons daarbij als een betrouwbare buurman van de bestaande bewoners moeten gedragen. In deze aflevering vertelt Annik Dirkx hoe ze hiermee omgaat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding, waarin de laatste schakel van de ring in Antwerpen wordt aangelegd.

Transcript van de aflevering:

Carlijn: Welkom bij een nieuwe aflevering van Omgevingsmanagement, de podcast. Mijn naam is Carlijn Bergshoeff en mijn gast van vandaag is Annik Dirkx. Welkom, Annik. 

Annik: Hey, dankjewel, Carlijn.

Carlijn: Wil je wat in het kort vertellen over jezelf?

Annik: Mijn naam  is Annik Dirkx. Ik werk nu ondertussen meer dan zes jaar voor Lantis. Lantis is in Vlaanderen een bouwheer of een opdrachtgever van de Oosterweelverbinding. En dat is een heel groot infrastructuurproject in Antwerpen. Ik ben daar ruim zes jaar geleden begonnen. Eerst in een functie van communicatie, verantwoordelijk voor communicatie en ook een functie van woordvoerder. En bijna twee jaar geleden heb ik het operationele van communicatie wat achter mij gelaten en ben ik meer doorgegroeid naar een functie binnen omgevingsmanagement. Dus ik ben vandaag verantwoordelijk voor de omgevingsmanagers binnen het project van de Oosterweelverbinding. 

Carlijn: Mooi. En toen je het project binnenkwam, waar stond het project toen?

Annik: Nog niet zo ver als vandaag, gelukkig maar. 

Carlijn: Er is wel wat gebeurd. 

Annik: Ja, er is heel wat gebeurd. Ik ben begonnen in... Goh, nu moet ik eigenlijk al terugdenken. 2018 of 2019, zes jaar geleden. En toen waren we op de linkeroever van de Schelde al wel bezig met het project, maar moesten we nog heel wat vergunningen aanvragen voor de werken die op rechterhoever zouden gebeuren, moesten we eigenlijk ook nog de aannemer zoeken. We waren ook nog volop aan het studeren op de contractvorm die we zouden kiezen voor ons project op rechterhoever. Want ook daar hebben we best een vernieuwende keuze gemaakt. We hebben gekozen voor een nieuw type contractvorm dat tot voor kort enkel in de UK werd toegepast. En dat is eigenlijk bij ons voor de eerste keer op een heel groot project is toegepast. Dus ik ben eigenlijk binnengekomen in een organisatie die heel veel dingen aan het goedzetten was,, vooraleer het grote geweld op rechterhoever van start zou gaan. 

Carlijn: En als je dan zegt “een nieuwe contractform uit de UK”, dan ben ik wel echt gelijk benieuwd. Wat is dat? 

Annik: Ja, het is NEC4. Dus die NEC staat voor New Engineering Contract. En waarom zijn we daar naar gaan kijken? We wilden eigenlijk voorkomen dat we in een soort van claimverhaal zouden kunnen terechtkomen met onze aannemer. We werken aan een heel groot project dat een hele grote impact heeft op de omgeving. En wat je al weleens ziet gebeuren bij projecten, is dat opdrachtgevers en opdrachtnemers soms in een discussie belanden, die dan al weleens tot de rechtbank leidt, helaas, waardoor de werken dan ook weer stilvallen. En we vonden dat we ons dat niet konden permitteren. We hebben een hele lange, intense opdracht in Antwerpen. Ja, die moest gewoon continu kunnen voortgaan. Vandaar, dat is zeker en vast ook een van de triggers geweest, dat we hebben gezocht naar een nieuw type contractvorm, die dat soort claimcultuur eigenlijk niet mogelijk zou maken. Dus we zitten nu eigenlijk in het spirit van continue samenwerking. Dat vereist ook wel wat van onze aannemer en ook van onszelf trouwens. Het is niet alleen een nieuwe contractvorm die je zoekt. Je zoekt eigenlijk ook een nieuwe manier van samenwerken die veel meer vertrekt van vertrouwen, van transparantie, van het delen van elkaars kosten en risico's, zodanig dat je samen naar oplossingen kan gaan zoeken. 

Carlijn: Zou je daar een voorbeeld van kunnen geven? 

Annik: Wat bedoel je precies met voorbeeld? 

Carlijn: Nou, wat doe je nu anders in deze contractvorm dan wat je anders zou doen hiervoor? Toen je deze contractvorm nog niet had. 

Annik: Wel, ik ben natuurlijk geen contractmanager, want we hebben ook wel contractmanagers die heel erg moeten studeren op het contract. Want het is een contract met heel wat bepalingen en hoe je zaken kan realiseren. Maar om een voorbeeld te geven: We hebben uiteraard samen beslist wat de scope zal zijn van ons project, maar die is niet vastgebijteld. Wij kunnen zaken daaraan toevoegen aan die scope als er uiteraard ook voor financiering gezocht kan worden. Maar op die manier zijn we wel in staat om op een flexibele manier om te gaan met eventuele vereisten die er nog komen tijdens de duurtijd van het project of wensen vanuit de omgeving. Dus het is geen contract die uw project heel erg vast betonneert maar die wel de nodige flexibiliteit biedt, mits je natuurlijk goede afspraken met elkaar kan maken, maar daar biedt het contract heel wat houvast en heel wat instrumenten voor. 

Carlijn: Ik denk dat dat juist ook voor ons type werk wel heel fijn is. Want vooral als je lang bezig bent, dan zie je dat toch de omgeving verandert. En daarmee kan ook de opdracht wat veranderen. Als ik wat meer terugga naar de beginfase of eigenlijk over de hele linie genomen. Wat zijn nou issues die jou als omgevingsmanager heel erg bezighouden in het project of bezig hebben gehouden? 

Annik: Wel, er zijn er wel heel wat. Onze voornaamste zorg natuurlijk vanuit de omgeving is zorgen dat we heel wat stakeholders mee aan boord kunnen houden. Ik vertelde net al: Ons project heeft heel wat impact op de omgeving. En dan spreek ik niet alleen over mensen die in de buurt wonen. Voor degenen die al eens langs de Antwerpse Ring zijn gepasseerd, die kunnen wel getuigen over hoe dicht de bewoning ook langs die Antwerpse Ring staat. Dus we hebben heel veel impact op mensen. Maar ook op bedrijven. Bedrijven die bijvoorbeeld niet kunnen blijven functioneren tijdens onze werken. Daar moeten we oplossingen voor zoeken. Die bedrijven gaan soms dicht op de plaats waar ze zitten en heropenen dan tijdelijk op een andere locatie. Alleen is tijdelijk in ons geval natuurlijk wel een aantal jaren. Dan moet je die locatie ook weer vinden. Dus de belangrijkste zorg of de belangrijkste uitdaging is eigenlijk alle belangen en alle zorgen die er in de omgeving zitten om die op een mature manier verzoenen met waar het project nood aan heeft. En dat is niet altijd even makkelijk. 

Carlijn: Nee. Ik wil graag een vraag van Bart Joost hierbij ook stellen eigenlijk. Die vroeg via LinkedIn van: Goh, hoe haken jullie de mensen online aan bij dit project? 

Annik: We hebben uiteraard een website, zoals elke organisatie tegenwoordig vandaag een website heeft. Dus dat is zeker en vast geen verrassing, denk ik. Maar we hebben sinds kort ook de BouwApp geïmporteerd naar Vlaanderen. De BouwApp was iets wat ik eigenlijk zelf niet zo heel erg kende. Maar een van de issues waar we de jongste maanden mee geconfronteerd zijn, is het feit dat onze werken op rechterhoever en voor wie vandaag tijdens de werkdagen al eens passeert in Antwerpen, kan niet om het geluid heen. Ik woon zelf in Eekeren. Dat is niet super dicht bij waar de werken vandaag plaatsvinden. Pak in vogelvlucht toch een acht kilometer. Maar ook ik hoor vandaag heel erg dat we aan het werken zijn. Dus het geluid is heel sterk aanwezig. En we hadden op een bepaald moment toch een zorg of we de omgeving niet aan het verliezen waren, omdat als je er natuurlijk dag in dag uit naast woont of naast moet werken, dat is niet zo fijn. Je kan wel zeggen, het gaat over en je kan geen omelet bakken zonder eieren te breken, zegt het spreekwoord wel. Maar wij hebben heel veel omeletten nodig om ons werk te maken. Dus ja, we hebben wel wat maatregelen genomen, zoals het aanbieden van hoofdtelefoons of het aanbieden van tijdelijk andere locaties. Maar dan nog moeten we proberen of we toch niet iets meer kunnen doen. En dan heb ik dankzij contacten die ik ondertussen ook in Nederland heb gelegd, een aantal Nederlandse omgevingsmanagers om advies en om raad gevraagd van: Ja, kijk, we zitten hiermee. Wat zouden jullie doen? Of hoe hebben jullie dit in het verleden nou weleens aangepakt? En dan hebben we daar toch echt wel hele fijne reacties op gekregen. Heel waardevolle dingen ook. Dus dank daarvoor aan iedereen voor wie ik nog niet dankjewel heb gezegd. Dat was zeer nuttig. En daar bleek ook het gebruik van de WerfApp. Nee, nu zeg ik het al zoals het in Vlaanderen heet. De BouwApp, zeer nuttig. En dan ben ik mij daar wat in gaan verdiepen. Ook met Mark contact gehad van de BouwApp,  hem op de Landelijke Omgevingsmanagementdag ook verder gesproken. En daar is dan toch een samenwerking uit ontstaan. En we hebben dan de BouwApp wat vervlaamst. Want de bouwapp en de bouwplaats, dat zijn zo'n zaken die wij iets minder kennen in Vlaanderen. En daar moet je toch ook rekening mee houden. 

Carlijn: Hoe heet je bouwplaats in Vlaanderen? 

Annik: Wij noemen dat gewoon een werf. Dus vandaar dat we ook voor de WerfApp zijn gegaan. 

Carlijn: Ik associeer dat met schepen. Dus in het begin moest ik echt even schakelen. 

Annik: Ja, snap ik. Een scheepswerf bestaat zeker ook. Maar nee, wij noemen het gewoon de werf. De bouwplaats is trouwens wel een officiële term uit het NEC4-contract. Dus als wij de bouwplaats gebruiken, schrijf ik het met een hoofdletter, omdat het een officiële term is. Maar goed, hier gaat het dus over een werf, dat ding met de werfhekken rond, waar we vandaag vrolijk in de weer zijn. En dus eigenlijk door geïnspireerd te raken door de input die ik uit Nederland kreeg, ja, de BouwApp wat vervlaamst en we zijn hem momenteel volop aan het uitrollen. Dus op die manier hopen we online, want dat was uiteraard de vraag, hopen we online toch ook wel wat dichter te geraken bij de burgers en hen een extra tool, want het vervangt uiteraard de reguliere klassieke communicatie niet, maar een extra tool te geven om ook op die manier vragen te kunnen stellen, het project te kunnen volgen, zonder dat ze per se naar onze website moeten surfen. 

Carlijn: Ja, mooi. En wat zijn de dingen die jullie offline doen om contact te houden met je belanghebbenden? 

Annik: Wel, ook daar vrees ik dat ik niet super origineel uit de hoek zal komen. Wij doen uiteraard ook wel wat informatiebijeenkomsten. Maar iets wat we ook proberen te doen, is op geregelde tijdstippen, ongeveer om het half jaar, gewoon een leuk moment te organiseren voor de buurt, zonder dat daar eigenlijk informatie gegeven moet worden. We zijn nu in één specifieke buurt al een hele poos aan de gang. En daar zijn we op een bepaald moment gewoon gestart met een smoutenbollenkraam te zetten. Dat kennen jullie, smoutenbollen. Oliebollen? Ja, oliebollen. 

Carlijn: Oliebollen ken ik, ja. 

Annik: Een oliebollenkraam. 

Carlijn: Dat is toch hartstikke origineel, Annik? 

Annik: Ja, oké, ja. En eigenlijk gewoon, we nodigen jullie uit om oliebollen te komen eten. Wij zijn er ook als jullie vragen hebben, maar eigenlijk wilden we hen meer trakteren. En dat was eigenlijk ook heel fijn om te zien hoe die mensen dan, terwijl ze stonden aan te schuiven met elkaar te begonnen praten en elkaar eigenlijk op die manier ook leerden kennen. En dan praten ze wel over de werken, maar met elkaar. En dan gaat het vaak over wat ventileren. En als ze dan echte vragen hadden, dan konden ze bij ons terecht. We hebben zo ooit ook een keer een hondenwei moeten verplaatsen. En dat was ook een wijk waarin we zagen dat er heel wat hondenliefhebbers waren, want dat was een hele grote zorg voor die wijk.Waar gaat onze hondenwei naartoe? Waar kunnen we met onze honden naartoe? En dan hebben we op het moment dat de nieuwe tijdelijke hondenwei openging gezegd dat we zouden trakteren met hondenkoekjes. Uiteraard niet voor de mensen, maar voor de honden. 

Carlijn: Wat schattig! 

Annik: Ja, want dat maakt natuurlijk dat mensen dan... Ja, ze zien dat hun hond zich amuseert. Er zijn koekjes, dus die hond is helemaal in zijn nopjes. Dan ontspannen die mensen ook wat.. En dan staan ze ook wel open om een babbeltje met ons te doen. Dus dat soort dingen, daar proberen we ook wel heel erg op in te zetten, van het niet alleen de traditionele klassieke “we hebben jullie wat vertellen-momenten te creëren. Maar ook gewoon wat connectie- of verbindingsmomenten, zonder dat daar direct een folder door iemands strot geramd moet worden. Of een hele affiche moet afgedreund worden. Dus we proberen het af en toe ook gewoon heel laagdrempelig te houden en te zeggen: Kom gewoon gerust even gezellig samen en als er iets is, dan zijn we er voor jullie. 

Carlijn: Het is een beetje een open deur, maar ik denk altijd dat je elkaar beter kan leren kennen als er niet zoveel aan de hand is. Want als je iemand echt leert kennen op het moment dat je echt een gedoetje hebt, dan is het altijd ongemakkelijker dan als je eigenlijk al een soort van band met iemand hebt. 

Annik: Klopt, als je inderdaad gedoe hebt, dan zit er al heel veel spanning op de relatie en dan moet je eerst aan die spanning werken voordat je eigenlijk over het discussiepunt, over het conflict kunt werken. Dus dat is ook absoluut mijn overtuiging. Werk aan dat vertrouwen wanneer het niet acuut is. “Fix the roof while the sun is shining” is zo'n heel leuk gezegde en ik denk dat dat staat als een huis in het geval van omgevingsmanagement. Probeer echt aan die reputatie te bouwen op het moment dat het niet verdacht is. Of dat men niet zoiets heeft van: Jij moet iets komen regelen of je moet iets komen realiseren. Want dan sta je natuurlijk altijd twee stappen terug en moet je eerst dat vertrouwen proberen op te bouwen vooraleer je een gesprek kan hebben. Ik vind dat zelf ook superbelangrijk. Omgevingsmanagers kunnen in mijn beleving niet vijf dagen van de zeven achter hun computer zitten. Of de omgeving beleven vanuit een werfkeet. Of een bouwplaatskeet, of hoe noemen jullie dat dan? 

Carlijn: Ik noem het altijd gewoon de keet. 

Annik: De keet. Nee, je moet ook buiten komen. Je moet ook met mensen praten. Je moet ook tonen dat je er bent. Dat is volgens mij de enige manier om vertrouwen te kweken. De mensen laten zien wie er achter de computer schuil gaat. Je smoel laten zien. Spreken met mensen, luisteren naar mensen, ook superbelangrijk. Voorleer je spreekt, moet je denk ik eerst heel goed luisteren. En op die manier bouw je aan vertrouwen. Dan ga je wel een eind geraken op het moment dat je effectief een gedoe hebt of een discussie hebt of de relatie onder spanning staat. 

Carlijn: En even heel praktisch, maar hoe stuur jij de mensen naar buiten in jouw project? Hoe pakken zij dat op? 

Annik: Ja, dat is heel moeilijk vandaag. Dat is een grote uitdaging, omdat ons project vandaag heel veel vraagt. Dat is misschien een gek antwoord, maar zorgen dat er extra omgevingsmanagers bijkomen, zodat we wat ruimte kunnen creëren in ieders agenda. Want er zijn heel wat uitdagingen vandaag. Onze projecten zitten vandaag volop in uitvoering. Er komt heel wat bij kijken. Dus ik kan het van hen vandaag ook moeilijk verlangen met overvolle agendas om toch buiten te gaan. We zetten in op buurtoverlegmomenten. Die vinden s'avonds plaats. Maar dat is natuurlijk ook een extra belasting bovenop je reguliere agenda. Dus ik denk dat ze niet zullen schrikken als ik zeg dat er wel extra versterking zal moeten komen om die ruimte te creëren in de agendas. 

Carlijn:Ik denk dat het juist wel slim is. Waar ik ook nog even bij stil wil staan: Je hebt ook al een boek geschreven, “Buurman, wat doet u nu?” Wat mij deed denken aan een grap van Herman Finkers. Dus dat vond ik wel heel snedig. En daar heb je ook aandacht aan besteed aan de stille meerderheid. En dat is nou juist een onderwerp waar ik een paar afleveringen geleden bij stil heb gestaan met Johan Simons, die eigenlijk zei van: De stille meerderheid, dat is eigenlijk iets dat niet bestaat. Hoe denk jij daarover? 

Annik: Misschien eerst nog over de titel van mijn boek. Leuk dat je hem grappig vond. We hebben best wel een strijd moeten leveren met de uitgeverij om de titel te laten landen. Ik denk dat de uitgeverij liever een typisch management titel verhaal had. Eerder dan een, misschien een lichtjes aangebrande titel. Want ook in Vlaanderen doet hij wel wat mannen gniffelen, de titel, omdat er een Flodder-sketch is, denk ik, waar hij in voorkomt. Dus zeker de wat oudere mannen die gniffelen dan. Maar wij vonden het toch belangrijk om met die titel te landen, omdat er heel sterk die wederkerigheid in zit. Je bent ook altijd iemands buurman. Je kijkt vanuit je eigen perspectief naar iemand die jouw buurman is, maar diezelfde buurman kijkt met diezelfde ogen ook naar jou terug. En dat was toch een punt dat we heel sterk wilden maken, ook met het boek, ook met de hoofdstukken die we geschreven hebben, van: Probeer niet alleen vanuit je eigen bril te kijken, maar probeer ook de buitenkant binnen te pakken in je projectvisie en probeer op die manier je bril wat breder te maken dan je eigen filosofie. Maar goed, dat was je vraag niet. Je vraag was: Hoe kijk jij naar de silent majority of de stille meerderheid. In mijn beleving bestaan ze wel, maar ik denk ook dat je niet heel erg in de semantiek moet duiken van: Hoe moet je die groep nu noemen. Feit is dat er bij elk project wel een deel van de mensen is die zich niet zo erg zullen uitspreken. Niet voor, maar ook niet tegen. Maar het blijft wel een groep waar je aandacht voor moet hebben, omdat je altijd geneigd bent, en dat is denk ik zeer logisch, omdat je maar een beperkt aantal middelen hebt, een beperkt aantal mensen. Je hebt altijd de neiging om veel tijd te steken in de mensen die zeer luid roepen. Die luide roepers, want die vinden van alles wat en die hebben een luide mening en die vinden ook heel makkelijk de weg naar sociale media en die worden geïnterviewd door de krant. Dus die kunnen heel snel de indruk doen ontstaan dat er ergens iets mis is, waardoor je vanuit een organisatie natuurlijk ook denkt, daar is iets mis, we moeten daar aandacht aan besteden. En dan heb je de mensen die misschien wel heel erg voor zijn, maar die zich dan ook minder gaan uitspreken als je voelt dat er alleszins toch een groep is die zich duidelijk tegen een project uitspreekt. Maar daartussen zit er een groep van mensen die misschien wel wat gevoed worden door de mensen die tegen zijn, misschien wat gevoed worden door de mensen die voor zijn. Maar dat zijn eigenlijk net de mensen die je nog kan informeren en die op die manier nog zelf hun eigen mening kunnen vormen. Want de mensen die zeer tegen zijn en degenen die zeer voor zijn, die hebben al heel wat informatie tot zich gehaald. Degenen die tegen zijn, die hebben ook beslist waarschijnlijk om er tegen te zijn. Dus die ga je ook niet meer kunnen overtuigen. De mensen die heel erg voor zijn, daar heb je ook geen werk meer aan. Maar het zit net bij de mensen die je niet hoort, die de moeite niet nemen om op sociale media hun stem te laten horen, omdat sociale media vandaag de dag natuurlijk ook niet altijd aanvoelt als een veilig forum waar je gewoon een mening kan poneren. Het moet vaak wel wat scherp zijn. Dus ik geloof wel dat er een groep is van mensen waar je als organisatie aandacht voor moet blijven hebben en dat je communicatie niet te sterk afstemt of je omgevingsmanagement niet te sterk afstemt op het hele uiterste. De mensen die zeer sterk tegen zijn of de mensen die zeer sterk voor zijn. Want dan denk ik dat je een belangrijke groep verliest. 

Carlijn: En in die groep, maak jij dan nog onderscheid in je boek tussen de stille vrienden en de stille sceptici? 

Annik: Ja, inderdaad. Dus het is een beetje afhankelijk van... Bij de stille vrienden zijn er waarschijnlijk ook wel die toch wat meer neigen naar voor het project zijn. En degenen die wat meer neigen misschien op basis van wat ze hier en daar gehoord hebben naar tegen het project zijn. We zullen het misschien dadelijk ook nog heel even hebben over PFAS, want daar hebben we ook wel vastgesteld dat er een stille meerderheid is. Maar om daar alvast op vooruit te blikken: Ik denk een jaar geleden ben ik in Gent, of all places, het was niet Antwerpen, een man tegengekomen en ik vertelde dat ik werkte voor Oosterweel en hij begon direct: Ja, PFAS, ik heb daarvan gehoord, het is toch allemaal niet oké wat ze gedaan hebben. Ik heb eigenlijk denk ik heel kort met die man gepraat, vijf minuten, en op het einde zei hij: Verdorie, dat wist ik eigenlijk helemaal, niet maar nu ik jou zo bezig hoor, denk ik, ja het zit misschien toch allemaal wat genuanceerder in elkaar dan ik dacht. En toen dacht ik: Ja, hoeveel mensen lopen er niet rond met het idee van “ik weet het wel”. Ik heb een aantal dingen gehoord en dus heb ik wel een duidelijke mening. Maar als je daar dan verder over praat en heel duidelijk meegeeft van: Kijk, dit is hoe wij er naar kijken, dit is wat wij hebben meegemaakt en dit is hoe wij ermee zijn omgegaan, dan ben je toch eigenlijk wel in staat om de mening of de visie van iemand heel snel, relatief snel, toch wel wat bij te sturen. En ik denk niet dat die man de allergrootste fan zal worden van ons project, maar ik ben er wel van overtuigd dat hij naar huis is gegaan met het idee: oké, ja, ik wist er misschien wel iets van, maar nu weet ik er toch wel iets meer van en misschien moet ik mijn mening herzien. Dus ik denk wel dat het belangrijk is om ook op die stille sceptici dan, om daar toch wel wat aandacht aan te besteden en met hen het gesprek aan te gaan. 

Carlijn: Ja, en zo de blik op de wereld van de mensen te verbreden. Want dat zijn de mensen die juist dus nog openstaan voor wat jij te melden hebt. 

Annik: Ja, dat klopt helemaal. Die zijn eigenlijk niet zo sterk bezig geweest met het project. Vaak wel, zonder in clichés te willen vervallen, maar als ik ook naar mezelf kijk... Ik heb ook een gezin, ik heb ook twee kinderen. Ik weet wel wat van mijn project, maar ik weet ook heel wat minder van andere projecten, omdat ze niet in mijn leefwereld zitten. Maar die zitten ook wel in mijn omgeving. Er is een heel concreet spoorproject in mijn omgeving waar ik zelf niet zo heel veel over weet, omdat ik ook niet toelaat dat het binnenkomt in mijn wereld, omdat ik heel erg filter op de informatie die ik tot mij neem. Maar zo zijn er nog mensen, denk ik. We hebben het allemaal wel druk hier en druk daar. En heel veel ballen die in de lucht moeten gehouden worden. Dus je filtert automatisch op de dingen die je tot je neemt. En als je daar dan toch toegang kan vinden tot die mensen om ze dan die informatie aan te bieden op een manier dat zij er wel mee aan de slag kunnen, dan ben ik ervan overtuigd dat je daar toch een verschil kan maken. 

Carlijn: Ja. En je noemde net PFAS al eventjes als een van de issues die in jouw project heeft gespeeld. Ik denk dat PFAS een term is die best wel veel mensen al kennen. Ikzelf weet er niet zo heel erg veel van. Maar ik vind het wel boeiend om te horen van: Wat is dat issue in jullie project? En ja, wat is er gebeurd en hoe ben je daarmee omgegaan? 

Annik: Wel, PFAS zijn wat men noemt “forever chemicals”.. Dus die worden door de mens geproduceerd en helpen bijvoorbeeld om een anti-aanbaklaag in pannen te voorzien. Kledij kunnen ze bijvoorbeeld vuilafstotend maken. Heel wat skikledij of regenkledij is ook geïmpregneerd met PFAS, dus je komt het eigenlijk in heel veel toepassingen tegen. Maar men heeft vastgesteld dat die moeilijk af te breken zijn. Daarom heten ze ook forever chemicals. Ze blijven eeuwig bestaan. En daar is volop onderzoek naar, maar er is een heel sterk vermoeden dat ze gewoon ongezond zijn, dat ze kanker kunnen veroorzaken, dat ze immuunproblemen met zich kunnen meebrengen. Dus eigenlijk een goedje dat je niet in je leefomgeving wil hebben. Maar helaas, omwille van de brede toepassingen van PFAS in onze economie en gewoon in de manier waarop we ondertussen zijn beginnen leven en bewegen, is PFAS wel iets wat continu aanwezig is en wat zich ook wel genesteld heeft in onze leefomgeving. Dus we kunnen er helaas niet omheen dat het er is. En zo zijn wij, toen we ons project op linkeroever startten, ook tot de vaststelling gekomen dat het bedrijf dat PFAS produceert, wat 3M heet, dat is een Amerikaans bedrijf, zij zitten in Zwijndrecht, niet zo heel ver van onze projectomgeving, dat de PFAS die zij produceren, ook in ons projectgebied zaten. Dat zal ansich niet zo heel sterk verbazen. Als je weet dat er heel wat PFAS op die producties zitten, het verspreidt zich ook via grondwater, dus op het moment dat het in de grond zit kan het ook uitlogen naar het grondwater en op die manier krijg je eigenlijk een verspreiding die je heel moeilijk kan tegenhouden. Dus het was ook niet zo heel raar dat wij vaststelden dat er PFAS zat. En op het moment dat wij dat vaststelden hadden we een vermoeden dat het ook ruimer zou zitten dan ons projectgebied, maar die bevoegdheid hadden wij op dat moment niet om ruimer te kijken dan ons projectgebied. Wij zijn dan begonnen aan onze werken. In  2018 denk ik dat de spade de grond in is gegaan. En in 2021 is er dan een groot schandaal losgebarsten waar wij eigenlijk kop van jut werden als project en het verwijt kregen dat we de PFAS-problematiek in de doofpot hadden willen stoppen om ons project eigenlijk ongehinderd van start te laten gaan, omdat als toen breder zou gecommuniceerd worden dat er PFAS in ons projectgebied zat, dan zouden we wellicht, of misschien, wie zal het zeggen, want de geschiedenis kan je niet herschrijven, maar volgens de overtuiging van degenen die in 2021 de alarmbel luiden, was het hun overtuiging dat we toentertijd niet met het project van start hadden mogen gaan, omdat we eerst die vervuiling hadden moeten opruimen. Dus dat heeft heel wat heissa veroorzaakt. Je komt daar dan als bouwheer die de verontreiniging niet had veroorzaakt, ineens op hetzelfde blaadje te staan met de vervuiler, met 3M. We werden in dezelfde hoek geduwd, wat heel oncomfortabel aanvoelde, omdat we niet anders hadden gedaan dan vastgesteld dat het ding er zat en daar volgens de naleving van de wetgeving mee probeerden om te gaan op een verstandige en verantwoorde manier. Maar toch kregen we daar in 2021 echt... Het voelde aan als half Vlaanderen over ons heen. Dus dat was echt niet fijn. We hebben ons als organisatie best ook eenzaam gevoeld. Je zit samen met een partij die je zelf ook niet zo fijn vindt. We waren zelf ook niet zo tevreden met de houding van 3M op dat moment. Dus ineens zit je in hetzelfde hoekje. Dus dat is helemaal niet fijn. Degenen die tegen ons project waren, die hebben uiteraard ook de PFAS-problematiek wel gebruikt om een aantal dingen wat aan te scherpen en wat scherper te stellen. Ook daar hebben we op een bepaald moment ook voor onszelf wel willen uitmaken: Is dit nu de heersende opinie van de bevolking? Of zijn dit enkelingen die vinden dat ons project eigenlijk niet verder mag gaan tot we een oplossing hebben voor die PFAS-problematiek. En dan hebben we in samenwerking met de universiteit een enquête gedaan bij, ik denk dat het 500 Antwerpenaren waren, om te vragen van: Kijk, moeten wij nu verder gaan met dit project of stoppen we beter tot er een oplossing is gevonden voor die PFAS-problematiek? En dan was het toch een 7 à 8 van de 10 mensen die zeiden: Nee, ga alsjeblieft verder. Ja, er moet een oplossing gevonden worden voor die PFAS-problematiek, maar dat mag niet de reden zijn waarom je stopt met de Oosterweelwerken. En dat gaf ons toen, ondanks het feit dat je onderhuids misschien wel voelt van: Ja, het is maar een beperkte groep die zeer sterk tegen is, maar het was wel een zeer actieve groep, ook een groep die heel veel weerklank kreeg in de media. Die enquête heeft ons wel geholpen om een stukje onze rug te rechten en te zeggen: Kom, nee, we moeten voortdoen, we moeten gewoon een oplossing vinden. Maar die werken zijn uiteindelijk ook voor de verbetering van de leefomgeving van de mensen die in Zwijndrecht wonen en de mensen die in Antwerpen wonen. Dus ja, het is of het ene of het andere. Ik denk dat je altijd moet proberen om de dingen zo goed als mogelijk te verzoenen. Uiteraard altijd met het grootste respect voor volksgezondheid, want dat staat nooit ter discussie. Maarhet is of het ene of het andere. Ik denk ook niet dat dat de keuzes zijn die we vandaag moeten maken. 

Carlijn: Ik vind het echt een heel interessant verhaal. En hoe ben je hier uiteindelijk uitgekomen? Na dat onderzoek, is toen de storm gaan liggen? 

Annik: Er zijn een aantal zaken gebeurd, ook op Vlaams niveau. Er is een parlementaire onderzoekscommissie ook geweest. Dus men heeft op Vlaams niveau echt wel aangetoond van: Dit willen we niet meer opnieuw. En hoe kunnen we voorkomen dat het zich in de toekomst nog eens een keer zou voordoen? Daar zijn conclusies uit gevolgd. Er is ook een saneringsverbond opgericht waar burgerbewegingen aangesloten zijn, waar de openbare Vlaamse afvalstoffenmaatschappij bij aangesloten is, waar de gemeente Zwijndrecht, Natuurpunt, waar wij zelf als land ook bij aangesloten zijn. Eigenlijk met als doelstelling om samen te kijken hoe we van die problematiek, van die PFAS-verontreiniging in Zwijndrecht, hoe we daar samen toch terug kansen voor Zwijndrecht en omgeving kunnen creëren. En hoe we samen voor alle duidelijkheid kunnen zorgen voor een oplossing. Die oplossing moet er dan komen in de vorm van een sanering door 3M. Maar dat zijn ook zaken die tijd vragen. Dus ja, je zit daar wel in een verhaal van verwachtingen van burgers, een procedure van een sanering die tijd vraagt, een organisatie die misschien ook niet doet, ik heb het dan over 3M, die misschien ook niet doet wat de burgers ervan zouden verwachten. Dus je blijft toch nog wel steeds in een context zitten waarvan je zegt het is niet voorbij. Dus wij zijn zelf ook nog een actief deel van dat saneringsverbond dat om de zes weken nog altijd samenkomt om de voortgang van de problematiek te bespreken en ervoor te zorgen dat we op een bepaald moment, maar we spreken echt nog wel over jaren, tot een oplossing kunnen komen. 

Carlijn: Het blijft schipperen.

Annik: Absoluut, het blijft schipperen. 

Carlijn: Ja. De tijd vliegt. Ik heb het gevoel dat we nog over heel veel dingen zouden kunnen praten. 

Annik: Ja. 

Carlijn: Maar ik ga toch naar mijn laatste vraag. 

Annik: Oh, oké. 

Carlijn: En ik wil altijd eindigen met inspiratie voor andere omgevingsmanagers. Wat zou je andere omgevingsmanagers willen meegeven ter inspiratie? Het komt altijd goed. Ik weet dat het een hele platte is. En ik weet als ik onderweg in de auto naar huis zit, dat ik ga denken: Nee, ik had iets anders moeten zeggen. Maar het komt ook altijd wel goed als je met een aantal dingen rekening houdt. En dat is: Leer luisteren. Leer luisteren naar elkaar vooraleer je praat. Ik denk dat dat een hele belangrijke is om goed te capteren wat er leeft aan de andere kant om daar dan ook gepast mee om te gaan. Heb ook aandacht voor die dagdagelijkse gesprekken zonder dat het altijd via de mail of telefoon of whatever moet gaan. En durf ook je tegenstrever te omarmen in plaats van die weg te zetten in een hoekje van: Ja, jij vindt iets en ik vind het niet zo heel fijn, dus ik wil met jou niet spreken. Het feit dat iemand heel erg tegen is, wil eigenlijk ook zeggen dat hij op een of andere manier wel een heel groot hart heeft voor het project. 

Carlijn: Ja, dat die veel betrokkenheid gevoeld. 

Annik: Ja, alleen klopt dat hart misschien anders dan dat van jou, want jij voelt heel veel positieve betrokkenheid, maar ook die tegenstrever voelt betrokkenheid, maar uit dat op een manier die jij niet zo prettig vindt. Maar je hebt wel iets gemeenschappelijk, namelijk je hebt een hele grote overtuiging rond het project dat je gemeenschappelijk hebt. En ik denk, in die gemeenschappelijkheid moet je elkaar ook durven opzoeken. Dus ja, dat zou toch misschien mijn belangrijkste tip zijn. probeer je tegenstrever wat meer als een medestander in een misschien wat bijzondere verpakking te zien, maar toch wel iemand waar je iets van kan leren, zonder dat je moet denken: Nee, ik vind jou niet tof, want jij vindt mijn project maar niks. Nee, misschien kan je wel iets leren. En misschien vind je dat net niet tof, omdat die tegenstander wel op de pijnpunten van je project duwt, waar je jezelf ook bewust van bent, maar die je misschien niet durft uitspreken, omdat je denkt: Ja, misschien niet zo heel comfortabel om de mindere kantjes van het project zelf te benoemen. Laat staan dat iemand anders er heel erg hard op duwt. Maar samen kom je er echt wel uit. 

Carlijn: Uiteindelijk ben je toch allebei bezig om het gebied mooier te maken. 

Annik: Absoluut. 

Carlijn: En dat is waar je elkaar dan kan vinden. 

Annik: Absoluut. En dan denk ik, dan refereer ik terug naar mijn titel van het boek “Buurman, wat doet u nu?”. Ook de tegenstander is een buurman. En het helpt af en toe echt wel om die andere bril ook eens op te zetten en te kijken hoe hij of zij naar jouw geliefde project kijkt. 

Carlijn: Nou, ik vind dat hele mooie woorden om mee te eindigen. Dank je wel voor je verhaal, Annik. 

Annik: Met heel veel plezier. 

Carlijn: En luisteraars, bedankt weer voor het luisteren.